Wij zen ( van’t stad 2x ) en wij zingen eendrachtig Wij zen ( van’t stad 2x ) en wij zen magnifiek Wij zen ( van’t stad 2x ) en wij zen oppermachtig Wij zen ( van’t stad 2x ) wij zijn gewoon uniek
De koekestad daar kund’over filosoferen
Ge zijt er thuis maar met ’t gevoel van op conzjee
Al wat er rondlee dat is plaats om te parkeren
En over ’t water dat is ene grote plee
Wij zen veel slimmer lijk al die doorsnee bellegen
Intelligenter lijk als limburger of waal
En al die ander boeren mogen ze verdelgen
Het antwaarps is per de finitie wereldtaal
Wij zijn de beste maar dat word zo niet begrepen
Ze roepen dikke nek ofwel roodwitten hond
Wij zen een ras waarmee dat ze …..zouden moeten dwepen
Want wij zen welgesteld sportief en kerngezond
Als wij ergens komen zien z’ons al van verre
Wij vallen op en dat is evident
Wij zen geweldig enwij schitteren lijk sterren
Dat zen wij ondertussen al nen tijd gewend
Wij zen sinjoren en een ieder mag het weten
Wij blinken uit in al wat wij laten of wij doen
Ze roepen stront wieneter mij toch gescheten
Maar ruilen dat doen wij nog nie v’r een miljoen
Wij weten wel als bellege ooit zou splitsen
Dan spitsen wij ons eigen … ooknog eens af
Een republiek om ons op toe te spitsen
De metropool de hoofdstad al klinkt dat nogal straf
