het zonneke houd het sober
en maakt de dagen kort
het is al eind oktober
het volk mort en knort
de stoof hoeft niet te branden
zelfs niet de kleinste vlam
ik hem alles voorhanden
sinds da’k u tegenkwam
ik zen nimmer bang van de winter
want gij zijt nu bij mij
en al waait die kouwe wind er
’t is altijd zomer nu
het sneeuwt nu heelder dagen
en ’s nachts dan is’t min vijf
maar mij hoorde nie klagen
de zon zit in mijn lijf
al vriest het nog min dertig
min veertig voor mijn part
het leven is barmhartig
want gij zit in mijn hart
het vriest in januari
en stormen doet ’t in maart
maar gij zijt altijd daar en
zo is’t de moeite waard
ik hoef geen warme frakken
al vriest het stenen dik
‘k hoef mij niet in te pakken
gij zorgt voor stijgend kwik
het is begin augustus
en zomer op z’n bels
het onweer is ne must dus
drieduizend decibels
den bliksem en den donder
de storm die maakt het koel
maar ’t is persies een wonder
omda’k er niks van voel
