soms hemmekik zo’n heimwee nor den entrepot
de noorderplaats gelak het vruger was
ak nu ronkijk dan zennekik van mijnen apropos
en zittekik compleet in zak en as
de buurt die is mismeesterd en vermassacreerd
wat hemme ze mijn stad toch aangedaan
en niks of niemand heeft hier ooit tegen geprotesteerd
ik kan het nie begrijpen nie verstaan
oooo hooo is dees dan wat ze noemen renovatie
oooo hooo voor mij is het gewoonweg consternatie
ze noemen ons de boeren ons warekplaats beschut
wij gaan nooit naar de hoeren want wij zijn altijd blut
wij zijn nie van de rapsten en wij zijn nie sportief
wij zijn nie van de knapsten wij zitten zonder lief
wij sleuren aan den darem
en daarin zijn wij goe
want met de linkerarm
is’t of ’t een ander ’t doe
wij sleuren on den darem
en heel spectaculair
word het plots nat en warem
dan zijn wij er mee klaar
‘k was dertien en lijk alle joenge ventjes
had ik een hobby just lijk iedereen
‘k verzamelde doodsbeelekes en prentjes
uiteindelijk mankeerdek er nog een
jarenlang hem ik ne zoektocht g’houden
‘k vond het eindelijk op mijn sterfbed
dus als ge’t op de keeper gaat beschouwen
’t plezier daddis er af eens dachetet
geniet mor van het jagen en het vangen
dromen is plezant mor opgelet
smachten en kwijlen van verlangen … mor
t plezier dat is eraf ….. eens dachetet